Weet je waar het musje schuilt als de poes het jaagt?
Weet je waar het vosje kruipt voor een regenvlaag?
Weet je waar de klipdas woont, en waar de berggeit
huist?
Waar is het holletje van de uil? En waar schuilt nu de
muis?
Weet je waar een kindje is voordat het is geboren?
En weet je waar je vriendje is? Of is hij soms verloren.
Als een kleuter angstig is kruipt hij in moeders armen,
maar als je een internaat kind bent moet je jezelf
verwarmen.
Bij vader of bij moeder zou ik wel kunnen schuilen.
Maar als je nu een weesje bent, waar moet je dan
uithuilen?
En als je moeder je niet begrijpt en jij het niet kunt
vertellen?
Moet je dan in je narigheid bij vreemden aan gaan
bellen?
Mijn schuilplaats is bij God de Heer. Naar hem kan ik
veilig gaan.
Al kent mijn vader mij niet meer TOCH NEEMT DE HEER
MIJ AAN.