Ik wil U volgen, Heer, zegt U het maar.
Straks staat echter mijn middagmaal klaar.
Het bed is behaaglijk, het huis is er dagelijks.
vijf kamers, een keuken…
Mijn vrienden zijn leuk en
verzekerd mijn leven.
Wat kan ik U geven?
‘k Heb wat gestudeerd,
de Thora aangeleerd.
Uw woord aan de jeugd.
Beetje last, beetje vreugd.
‘k Word zachtjesaan ouder,
de wereld vertrouwder,
maar U boeit mij zo zeer.
Mag ik mee, lieve Heer? ….
Wat bedoelt U met vossen holen en bossen?
Vogels en nesten? …. Is U volgen dan tòch
zonder rest?
En Uw “Volg Mij!” mij alles in ’t leven?