Bijbelverhalen

09 Het kaarsje dat niet wilde branden

———————————————————-
Doel: De kinderen een beetje te laten begrijpen dat we wel eens een offertje moeten brengen voor
anderen.
Leeftijd: 4-9 jaar
Benodigdheden: Twee kaarsen en een aardappel.
———————————————————-
Snijdt van een aardappel een stukje af zodat hij blijft staan. De aardappel begint zogenaamd te gillen:
Aardappel: ‘Au! Dat doet zeer hoor!’
Leidster: ‘Ja, aardappel ik heb je nodig. Het moet eventjes. Mag het?’
Aardappel: ‘Au! Wat ben je aan het doen?’
Leidster: ‘Ik maak een kaarsenstandaard van jou.’
Aardappel: ‘Nou, vooruit dan maar, maar voorzichtig, hoor!’
Zet het kaarsje erin.
Kaarsje: ‘Ik wil niet branden, ik wil heel blijven. Dan ben ik veel mooier.’
Leidster: ‘Ja, maar dan geef je ons geen licht.’
Kaarsje: ‘Kan me niet schelen. Ik wil blijven zoals ik ben.’
Zet hem neer. Maak dan de tweede kaarsenhouder en zet die kaars erin.
Leidster: ‘Wil jij soms ook niet aan? ‘
Kaarsje 2: ‘O ja, graag zelfs. Ik wil anderen blij maken met mijn licht.’
Leidster: ‘Maar dan word je wel kleiner, hoor!’
Kaarsje 2: ‘Geeft niks. Steek me gauw aan.’
Leidster vraagt aan de kinderen: ‘Welk kaarsje vinden jullie het fijnst?’
Doe het licht uit en praat er wat over door.
Laat het ene kaarsje branden terwijl je een verhaal vertelt.
Aan het eind van je verhaal is het ene kaarsje klein en de andere groot. Praat er weer over. Als we een
lichtje willen zijn voor de Heer, moeten we opbranden.
Je kunt ook de woorden van de aardappels en de kaarsjes op een bandrecorder opnemen. Of door een
andere leidster, die verborgen zit laten zeggen.

Download PDF